Dataverzameling Gezondheidsenquête 2020 en 2021

In 2020 en 2021 was de dataverzameling voor de Gezondheidsenquête verstoord door de COVID-19-pandemie. Een deel van de tijd was het niet mogelijk om aan huis interviews af te nemen. Daardoor kwam er tijdens die periode alleen via internet respons binnen. Om te corrigeren voor het wegvallen van de interviews aan huis is gebruik gemaakt van een aangepast weegmodel met tijdreeksmodellen. Hierdoor zijn de cijfers te vergelijken met de eerdere jaren. Meer informatie over het aangepaste weegmodel kunt u vinden in deze nota.

De COVID-19-pandemie en de bijbehorende maatregelen hebben mogelijk invloed gehad op het gedrag en de gezondheid van de geïnterviewden. Het is belangrijk hier rekening mee te houden bij het interpreteren van de cijfers van 2020 en 2021.


Methoden en technieken

Standaardisatie

De omvang en de leeftijdsverdeling van de bevolking verschillen per regio en land. Daarnaast treden in de loop van de tijd veranderingen op in de omvang en leeftijdsverdeling. Om ziekte- en sterftecijfers van verschillende regio’s en landen, of van opeenvolgende jaren met elkaar te kunnen vergelijken, wordt hier rekening mee gehouden. Daarbij worden de cijfers gecorrigeerd voor deze verschillen of veranderingen in de bevolking. Hierbij wordt uitgegaan van de omvang en de leeftijdsverdeling van een gekozen standaardpopulatie. Dit wordt standaardisatie genoemd. Er zijn grafieken waar zowel gestandaardiseerde cijfers als ongestandaardiseerde cijfers zijn opgenomen. Bij ongestandaardiseerde cijfers wordt geen rekening gehouden met veranderingen in de bevolking. Deze cijfers kunnen dan naar wens aan- en uitgevinkt worden.

Indexatie

Vooral bij de weergave van trends in de tijd zijn de trendcijfers vaak geïndexeerd. Een geïndexeerde trend laat ontwikkelingen in de tijd zien ten opzichte van een gekozen basisjaar. Dit gebeurt door de cijfers van alle jaren weer te geven als percentage van het cijfer in een gekozen basisjaar. Het cijfer in het basisjaar is gelijk gesteld aan 100(%). Indexatie maakt zichtbaar hoe groot de percentuele toe- of afname is ten opzichte van dat basisjaar. Door als basisjaar het eerste jaar in de grafiek te kiezen, kun je snel zien wat de verandering over de hele weergegeven periode is en ook of er grote verschillen zijn voor de onderscheiden groepen (mannen en vrouwen bijvoorbeeld).

Indexatie kan ook gebruikt worden voor het weergeven van regionale verschillen. Hierbij wordt het landelijke cijfer bijvoorbeeld gelijk gesteld aan 100(%). Een regionaal cijfer boven of onder de 100 duidt erop dat het respectievelijk hoger of lager is dan het landelijke cijfer. Voorafgaand aan indexatie worden de cijfers vaak gecorrigeerd voor verschillen in samenstelling van de populaties.

Toetsing trends

Toetsing van de trend heeft plaatsgevonden op ongestandaardiseerde data door middel van een logistische regressie, waarbij is gecorrigeerd is voor leeftijd en geslacht. Daarbij wordt getoetst een statistische toets is uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil (een statistische toets is uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil ) of er een statistisch significante toe- of afname is met een significantieniveau (p-waarde) van 0,05. Vaak is onderscheid gemaakt naar trends in verschillende subpopulaties: mannen, vrouwen en leeftijdsgroepen. Daarnaast is getoetst of de trend voor mannen en vrouwen statistisch significant verschilt.

De kans op het vinden van een toevallige significante uitkomst neemt toe met het aantal uitgevoerde toetsen. Om hiervoor te corrigeren is een Benjamini‐Hochberg‐correctie op de p‐waardes uitgevoerd.


Chronische ziekte en sterfte door roken

Gebruikte methode – chronische ziekte

Bij het berekenen van het aantal chronische ziektegevallen per aandoening dat toe te wijzen is aan roken, is gebruik gemaakt van de PAF (populatie attributieve fractie). Voor iedere ziekte is op basis van het vóórkomen van de ziekte (puntprevalentie Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment, absoluut of relatief. (Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment, absoluut of relatief.)), het aantal rokers, het aantal ex-rokers en het relatief risico geschat welk deel van de ziektegevallen veroorzaakt is door het roken. Voor meer informatie over de gebruikte methode, zie de pagina berekening chronische ziekten door roken.

Gebruikte methode - sterfte

Het deel van de sterfte aan een ziekte dat toe te wijzen is aan roken, is berekend door gebruik te maken van de PAF (populatie attributieve fractie). Voor het berekenen van de PAF zijn gegevens nodig over de blootstelling en het relatieve risico van de blootstelling. Combinatie van de PAF met doodsoorzaakspecifieke sterfte resulteert in het aandeel van de sterfte dat toegeschreven kan worden aan roken. Voor meer informatie over de methode zie VTV-2018: methoden.

Tabel: Ziekten die zijn opgenomen in de berekening van het aantal chronisch ziektegevallen en de sterfte door roken, met bijbehorende  ICD-10 International Classification of Diseases, tenth revision (International Classification of Diseases, tenth revision)-code (sterfte) en ICPC International Classification of Primary Care (International Classification of Primary Care)- of NKR-code(PDF) (chronische ziekten).

Ziekte

ICD-10-code

ICPC- of NKR-code

Alvleesklierkanker

C25

NKR: tumorsoort 209000

Beroerte

I60-I69, G45

ICPC: K89-K90

Blaaskanker

C67

NKR: tumorsoort 713000

Borstkanker

C50

NKR: tumorsoort 500000

COPD Chronic obstructive pulmonary disease (Chronische obstructieve longziekten) (Chronic obstructive pulmonary disease (Chronische obstructieve longziekten))

J40-J44, J47

ICPC: R91, R95

COVID-19*

U07.1

-

Coronaire hartziekten

I20-I25

ICPC: K74-K76

Diabetes

E10-E14

ICPC: T90

Dikkedarmkanker

C18-C21

NKR: tumorsoort 205000, 206000

Hartfalen

I50

ICPC: K77

Lip-, mondholte- en speekselklierkanker

C00-C08

NKR: tumorsoort 101000, 102000, 104000

Longkanker

C33-34

NKR: tumorsoort 301000, 302000

Maagkanker

C16

NKR: tumorsoort 202000, 203000

Nierkanker

C64

NKR: tumorsoort 711000

Slokdarmkanker

C15

NKR: tumorsoort 201000

Strottenhoofdkanker

C32

NKR: tumorsoort 106000

 Niet meegenomen in de berekening van het aantal chronische ziektegevallen door roken, omdat er nog geen goede schattingen zijn van de prevalentie Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief. (Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief.) van (long-)COVID.

Roken: Landelijk versus Regionaal

Bij roken verschilt het gemiddelde bij het onderdeel 'Volwassenen' van het gemiddelde bij het hoofdstuk 'Regionaal'. Dit komt door het gebruik van verschillende bronnen: 

  • Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek) i.s.m. RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu), 2021: het percentage respondenten dat de vraag "Rookt u weleens?" beantwoordt met 'ja', inclusief elektronische sigaret
  • Gezondheidsmonitor GGD Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst )'en, CBS en RIVM, 2020: het percentage respondenten dat de vraag "Rookt u weleens?" beantwoordt met 'ja', exclusief elektronische sigaret

Inkomensklassen in kwintielen

Het inkomen van een persoon is uitgedrukt door het gestandaardiseerd besteedbare huishoudensinkomen. Het besteedbare huishoudensinkomen is het totaal aan loon, winst en inkomen uit vermogen, vermeerderd met uitkeringen en toelagen en verminderd met premies en belastingen. Gecorrigeerd voor omvang en samenstelling van het huishouden levert dat vervolgens het gestandaardiseerd besteedbare huishoudensinkomen. De inkomensklassen van personen zijn bepaald aan de hand van de kwintielscore van het huishouden waartoe de persoon (respondent) behoort op basis van het gestandaardiseerd besteedbare huishoudensinkomen. De kwintielscore volgt uit een rangschikking naar oplopend inkomen van alle huishoudens in Nederland met een bekend inkomen, waarna vijf groepen huishoudens van gelijke omvang worden gevormd. 

  • De laagste inkomensklasse wordt gevormd door personen met een inkomen van maximaal het 20%-percentiel (het eerste kwintiel).
  • De laag midden inkomensklasse wordt gevormd door personen met een inkomen tussen het 20%-percentiel en het 40%-percentiel (het tweede kwintiel).
  • De midden inkomensklasse wordt gevormd door personen met een inkomen tussen het 40%-percentiel en het 60%-percentiel (het derde kwintiel).
  • De hoog midden inkomensklasse wordt gevormd door personen met een inkomen tussen het 60%-percentiel en het 80%-percentiel (het vierde kwintiel).
  • De hoogste inkomensklasse wordt gevormd door personen met een inkomen van minimaal het 80%-percentiel (het vijfde kwintiel).

De inkomensgrenzen tussen deze vijf 20%-groepen verschillen van jaar tot jaar.


Werksituatie: wel of geen betaald werk

Personen die tenminste 1 uur per week betaald werk doen worden gerekend tot de groep "betaald werk".
Onder de groep "geen betaald werk" worden personen gerekend die geen of minder dan 1 uur per week betaald werk doen. Tot deze groep behoren gepensioneerden, arbeidsongeschikten, werklozen, bijstandontvangers, huismannen/huisvrouwen en studerenden.