Incidentie lijnsepsis tijdens de COVID-19 pandemie significant hoger
De incidentie (Het aantal nieuwe gevallen van of nieuwe personen met een bepaalde ziekte in een bepaalde periode, absoluut of relatief.) van lijnsepsis (Lijnsepsis is sepsis gerelateerd aan het gebruik van een centraal veneuze katheter. Sepsis is een klinisch syndroom dat gekenmerkt wordt door een algemene ontstekingsreactie van het hele lichaam op een infectie waarbij er een aanzienlijke kans is dat de patiënt in korte tijd overlijdt. Vaak wordt het omschreven als bloedvergiftiging. ) was tijdens de COVID-19 pandemie (maart 2020 - december 2021) significant hoger dan in de periode 2018 tot en met februari 2020. Tijdens de pandemie bedroeg de incidentie gemiddeld 4,2 per 1000 lijndagen (Een lijndag is een dag dat een patiënt een centraal veneuze katheter (CVK) in een vene heeft ) (95% BI (Het 95% betrouwbaarheidsinterval. Het interval waarvan we met 95% zekerheid mogen aannemen dat de werkelijke waarde van de bestudeerde parameter erin ligt. Hoe smaller het betrouwbaarheidsinterval, des te preciezer de schatting van de waarde van de bestudeerde parameter.): 3,7 - 4,6) en in de periode ervoor 1,4 per 1000 lijndagen (1,2 - 1,7) . In 2022 is de incidentie weer gedaald tot 1,6 (1,2 - 2,2) en vergelijkbaar met de periode voor de COVID-19 pandemie. Deze referentiecijfers zijn gebaseerd op gegevens van 32 ziekenhuizen met 33 ziekenhuislocaties over de periode 2018 tot en met 2022 (RIVM 2023 (RIVM, PREZIES. Referentiecijfers 2018 t/m 2022: Lijnsepsis, Bilthoven (2023)) ).
Verschil in incidentie op IC en niet-IC afdelingen
Normaalgesproken is de incidentie van lijnsepsis op niet-IC (Intensive care. Op een IC-afdeling worden patiënten opgenomen bij wie de vitale functies gestoord of ernstig bedreigd zijn en bij wie vaak ademhaling, bloedsomloop en nierfunctie bewaakt en gedeeltelijk of geheel worden ondersteund of overgenomen. ) afdelingen hoger dan op de IC. Een mogelijke verklaring voor dit verschil is dat CVK (centraal veneuze katheter. Een CVK is een katheter die wordt ingebracht in een grote ader, meestal onder het sleutelbeen, in de hals of in de lies. Anders dan bij een perifere veneuze katheter (‘infuus’ genoemd, die meestal in een kleine ader in de onderarm wordt ingebracht), kan een CVK langere tijd blijven zitten, en geeft het patiënten meer bewegingsvrijheid. Een CVK wordt gebruikt om geconcentreerde vloeistoffen (zoals voeding en medicijnen) toe te dienen, bloed mee af te nemen, de hemodynamische druk te monitoren, en voor tijdelijke dialyse. Ook de perifeer ingebrachte centraal veneuze katheter (PICC), die via een ader in bijvoorbeeld de bovenarm wordt ingebracht, wordt tot de CVK’s gerekend. )’s op niet-IC afdelingen veel vaker worden gebruikt voor het toedienen van voeding en dat bij CVK’s gebruikt voor het toedienen van voeding een hoger risico is op het ontstaan van lijnsepsis (PREZIES 2021 (PREZIES, Referentiecijfers 2015 t/m 2019: Lijnsepsis. (2021)) ). Tijdens de COVID-19 pandemie was de incidentie echter hoger op de IC. Zowel IC-patiënten met als zonder COVID-19 hadden tijdens de COVID-19 pandemie een groter risico op lijnsepsis dan in voorgaande jaren. Buiten de IC was de incidentie tijdens de pandemie juist lager dan in de voorgaande periode (RIVM 2023 (RIVM, PREZIES. Referentiecijfers 2018 t/m 2022: Lijnsepsis, Bilthoven (2023)) ).
- T.E.M. Hopmans (RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
- M. Harbers, red. (RIVM)