311.000 personen met ADHD-symptomen bij huisarts
In 2022 waren er naar schatting 311.000 mensen met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder (Aandachtstekort-stoornis met hyperactiviteit))-achtige symptomen bekend bij de huisarts (jaarprevalentie (Het aantal personen dat een bepaalde ziekte heeft gehad gedurende een bepaald jaar.)). Het ging om 180.100 mannen en 130.900 vrouwen (20,5 per 1.000 mannen en 14,7 per 1.000 vrouwen). ADHD-achtige symptomen worden geregistreerd onder twee verschillende codes: geheugen-/concentratie-/oriëntatiestoornissen (ICPC (International Classification of Primary Care)-code P20) en overactief kind/hyperkinetisch syndroom (ICPC-code P21). In bijna negen op de tien gevallen van ADHD-achtige symptomen wordt laatstgenoemde diagnose geregistreerd.
113.700 nieuwe gevallen van overactief kind/hyperkinetisch syndroom in 2022
In 2022 zijn er naar schatting 113.700 nieuwe gevallen van overactief kind/hyperkinetisch syndroom bij de huisarts geregistreerd. Het ging om 64.000 mannen en 49.700 vrouwen (7,3 per 1.000 mannen en 5,6 per 1.000 vrouwen).
Tabel: ADHD-achtige symptomen naar type in 2022
Nieuwe gevallen | Jaarprevalentie | |||
---|---|---|---|---|
Mannen | Vrouwen | Mannen | Vrouwen | |
Per 1.000 personen | ||||
Geheugen-/concentratie-/oriëntatiestoornis (P20 (tot 45 jaar)) | 2,4 | 2,5 | 4,5 | 4,4 |
Overactief kind/hyperkinetisch syndroom (P21) | 7,3 | 5,6 | 18,2 | 12,6 |
Totaal a | 20,5 | 14,7 | ||
Absolute aantallen | ||||
Geheugen-/concentratie-/oriëntatiestoornis (P20 (tot 45 jaar)) | 11.400 | 11.400 | 21.300 | 20.300 |
Overactief kind/hyperkinetisch syndroom (P21) | 64.000 | 49.700 | 160.500 | 112.100 |
Totaal a | 180.100 | 130.900 |
Bron: Nivel Zorgregistraties eerste lijn
a) De totale jaarprevalentie van ADHD komt overeen met het aantal mensen dat in 2022 ten minste één vorm van ADHD had. Mensen met meerdere vormen van ADHD tellen dus maar één keer mee in het totaal.
- ICPC-codes: P20 (0 tot 45 jaar) en P21 (totale bevolking)
Prevalentie op basis van huisartsenregistratie lager dan bevolkingsonderzoek
De jaarprevalenties van de verschillende psychische stoornissen berekend op basis van de huisartsenregistratie (Nivel Zorgregistraties eerste lijn) zijn lager dan de jaarprevalenties berekend op basis van het bevolkingsonderzoek NEMESIS (NEMESIS-3). In de huisartsenregistratie worden bij de berekening van een jaarprevalentie (Het aantal personen dat een bepaalde ziekte heeft gehad gedurende een bepaald jaar.) alle personen meegeteld die in het betreffende jaar contact hebben gehad met de huisarts vanwege de betreffende psychische stoornis. Mensen die voor die psychische stoornis in de GGZ (Geestelijke gezondheidszorg) onder behandeling zijn worden in principe ook meegeteld. Dit kan alleen als hun huisarts de diagnose-informatie die ze hebben ontvangen van de GGZ-behandelaars in hun registratiesysteem gecodeerd opslaan. Een GGZ-behandelaar informeert de huisarts ten minste jaarlijks (als de patiënt daar toestemming voor geeft). Mensen met een psychische stoornis die hier in het betreffende jaar geen zorg voor hebben gekregen, worden niet meegeteld. In het bevolkingsonderzoek NEMESIS worden stoornissen gemeten bij een steekproef van mensen uit de algemene bevolking. Een deel van de mensen met een stoornis wordt daarvoor behandeld, maar een deel niet. Hierdoor is de berekende jaarprevalentie van psychische stoornissen op basis van de huisartsenregistratie lager dan op basis van het bevolkingsonderzoek.
- S. van Dorsselaer (Trimbos-instituut)
- M. ten Have (Trimbos-instituut)
- M.J.J.C. Poos (RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
- J.W. Vanhommerig (NIVEL (Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg))
- M.H.D. Plasmans (RIVM)
- M. Buijs (RIVM)
- H. Giesbers, red. (RIVM)
- C. Hendriks, red. (RIVM)