Terminologie opleidingstype op VZinfo

Op VZinfo zijn een aantal webpagina's opgenomen over gezondheidsverschillen naar opleidingstype. Op deze pagina's worden diverse gezondheidsaspecten (ziekten, leefstijl, gezondheidsmaten) gepresenteerd naar opleidingstype. We hanteren hier, net als het CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek), een driedeling. Het opleidingstype dat iemand heeft wordt bepaald door het voltooien van ten hoogste één de volgende opleidingen.

Al enige tijd is er in de samenleving een discussie gaande over het gebruik van de termen hoogopgeleid en laagopgeleid. Dit onderscheid tussen hoog- en laagopgeleiden wordt als stigmatiserend ervaren en zou niet aansluiten bij het belang van vakmanschap voor de maatschappij. Daarnaast bestaat de tendens dat het volgen van een opleiding in het hoger onderwijs steeds meer gestimuleerd wordt. Parallel daaraan, of als gevolg daarvan, heeft het vmbo aan populariteit ingeboet (CBS, 2022).

In navolging van CBS worden op VZinfo de termen laagopgeleid, middelbaar opgeleid en hoogopgeleid vervangen door de feitelijke beschrijving van het opleidingstype. Zie hiervoor onderstaande tabel. VZinfo zal bij updates van onderwerpen overstappen op de nieuwe terminologie. Er zal daarom enige tijd sprake zijn van een overgangsperiode.

Tabel: opleidingstype bepalen
  Volledige groep (CBS-indeling) Voormalige definitie 
Basisonderwijs, vmbo, mbo1
  • Basisonderwijs
  • Vmbo
  • De eerste drie leerjaren van havo/vwo
  • De assistentenopleiding (mbo-1)
Laag opleidingsniveau
Havo, vwo, mbo2-4
  • Bovenbouw havo/vwo
  • Basisberoepsopleiding (mbo-2)
  • Vakopleiding (mbo-3)
  • Middenkader- en specialistenopleidingen (mbo-4)
Middelbaar opleidingsniveau
Hbo, wo
  • Hoger beroepsonderwijs (hbo)
  • Wetenschappelijk onderwijs 
Hoog opleidingsniveau

Opleidingstype bij internationale vergelijkingen

Eurostat onderscheidt verschillende indelingen voor opleidingstypen. Voor de internationale vergelijking van sociaaleconomische status is gekozen voor een driedeling. Hieronder de Engelstalige definities horend bij de Nederlandse opleidingstypen. Een uitgebreide beschrijving van opleidingstypen in internationaal verband is te vinden in een achtergronddocument van Eurostat: Educational attainment level and transition from education to work (Eurostat, 2024).

Basisonderwijs, vmbo, mbo1
Less than primary, primary and lower secondary education: this aggregate refers to levels 0, 1 and 2 of the ISCED 2011 (online code ED0-2). 

Havo, vwo, mbo2-4
Upper secondary and post-secondary non-tertiary education: this aggregate corresponds to ISCED 2011 levels 3 and 4 (online code ED3_4). ISCED 2011 level 3 programmes of partial level completion are considered within ISCED level 3. 

Hbo, wo
Tertiary education: this aggregate covers ISCED 2011 levels 5, 6, 7 and 8 (short-cycle tertiary education, bachelor's or equivalent level, master's or equivalent level, doctoral or equivalent level, online code ED5-8 ‘tertiary education’). 


Opleiding als determinant voor gezondheid en leefstijl

Voor het verkrijgen van inzicht in de effecten van preventiebeleid en om nieuw beleid te ontwikkelen is het nuttig om te weten bij welke groepen in de samenleving welke gezondheidsproblemen een rol spelen. 

Opleidingstype is een belangrijke determinant voor gezondheid en leefstijl en een veel gebruikte maat voor sociaaleconomische status (SES). Naast opleidingstype zijn inkomen, beroep en sociaal aanzien factoren die van invloed zijn op sociaaleconomische status. Op VZinfo.nl is opleidingstype gebruikt als maat voor SES Sociaal-economische Status. Positie die iemand inneemt in de sociale hiërarchie, gemeten aan de hand van opleiding, inkomen of beroepsstatus. (Sociaal-economische Status. Positie die iemand inneemt in de sociale hiërarchie, gemeten aan de hand van opleiding, inkomen of beroepsstatus.). Er worden drie opleidingstypen onderscheiden. De gehanteerde indeling van opleidingstype sluit aan op de methodiek van het CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek)


Analyse opleidingstype voor huidige situatie

De uitsplitsingen naar opleidingstype voor de huidige situatie worden gepresenteerd naar geslacht en naar geslacht en leeftijd voor de leeftijdsgroepen 25-44 jaar; 45-64 jaar en 65 jaar en ouder. De cijfers zijn gewogen om representatief te voor de bevolkingsopbouw (zie CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek)Gezondheidsenquête vanaf 2014).

De verschillen tussen opleidingsgroepen voor een bepaalde indicator worden getoetst een statistische toets is uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil (een statistische toets is uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil ) voor elke combinatie van leeftijdsklasse en geslacht op basis van een (ongewogen) logistische regressie analyse met opleiding als onafhankelijke variabele. De verschillen tussen de opleidingsgroepen worden paarsgewijs getoetst met een Tukey toets. De kans om een toevallige significante uitkomst te vinden neemt toe met het aantal uitgevoerde toetsen. Om hiervoor te corrigeren wordt een Benjamini-Hochberg correctie toepast op de p-waarden.

In 2020 heeft een revisie plaats gevonden van de methodiek voor het berekenen van (gezonde) levensverwachting Het gemiddeld aantal nog te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd. (Het gemiddeld aantal nog te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd. ) naar opleidingstype. Door deze revisie kan de levensverwachting met name voor de ouder wordende bevolking verfijnder geschat worden. De herziene cijfers wijken iets af van de eerdere cijfers over die periode (CBS, 2020). 


Analyse opleidingstype voor trends in de tijd

De trend over de tijd binnen een opleidingsgroep wordt getoetst een statistische toets is uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil (een statistische toets is uitgevoerd om te bepalen of sprake is van een statistisch significant verschil ) met behulp van een logistische regressieanalyse met als onafhankelijke variabelen: jaar, leeftijd, leeftijd x leeftijd en geslacht. De kans om een toevallige significante uitkomst te vinden neemt toe met het aantal uitgevoerde toetsen. Om hiervoor te corrigeren wordt een Benjamini-Hochberg correctie toepast op de p-waarden.

Om te bepalen of verschillen in gezondheidsuitkomsten tussen opleidingsgroepen veranderen over de tijd, wordt gebruikt gemaakt van de Relative Index of Inequality (RII) en de Slope Index of Inequality (SII) (Mackenbach & Kunst, 1997 Mackenbach, J.P., Kunst, AE., Measuring the magnitude of socio-economic inequalities in health: an overview of available measures illustrated with two examples from Europe (1997) (Mackenbach, J.P., Kunst, AE., Measuring the magnitude of socio-economic inequalities in health: an overview of available measures illustrated with two examples from Europe (1997)) ). De RII en SII zijn maten om vast te stellen in hoeverre een gezondheidsuitkomst verschilt tussen sociaaleconomische groepen in een hiërarchie (van laag naar hoog). De SII is een maat voor het absolute verschil tussen de hoogste en laagste groep, bijvoorbeeld het verschil in percentage mensen met overgewicht Er is sprake van overgewicht bij een Body Mass Index (BMI) ≥ 25 kg/m2 (Er is sprake van overgewicht bij een Body Mass Index (BMI) ≥ 25 kg/m2 ). De RII is een maat voor het relatieve verschil tussen de hoogste en laagste groep, bijvoorbeeld hoeveel keer groter de kans is dat iemand in de laagste groep overgewicht heeft vergeleken met mensen in de hoogste groep. Beiden maten zijn gebruikt om de ontwikkeling van gezondheidsverschillen te duiden. Daarbij wordt uitgegaan van een verband tussen sociaaleconomische status en de gezondheidsindicator. Voor een groot deel van de gezondheidsuitkomsten is er inderdaad sprake van dit verband. Er is dan een gradiënt waarbij mensen op iedere stap hoger in de sociale hiërarchie betere gezondheidsuitkomsten hebben (Broeders et al., 2018 Broeders, D. W. J., Das, H. D., Jennissen, R. P. W., Tiemeijer, W. L., de Visser, M., Van verschil naar potentieel: een realistisch perspectief op de sociaaleconomische gezondheidsverschillen, Den Haag (2018) (Broeders, D. W. J., Das, H. D., Jennissen, R. P. W., Tiemeijer, W. L., de Visser, M., Van verschil naar potentieel: een realistisch perspectief op de sociaaleconomische gezondheidsverschillen, Den Haag (2018)) ). 

De RII en SII houden rekening met de relatieve positie van iemand in de sociale hiërarchie en de grootte van de groepen. In dit geval gaat het om de relatieve opleidingspositie De betekenis van hoogst behaalde opleiding verschilt per generatie en geslacht. De relatieve opleidingspositie houdt hier rekening mee. (De betekenis van hoogst behaalde opleiding verschilt per generatie en geslacht. De relatieve opleidingspositie houdt hier rekening mee.) (zie onderstaande uitleg). De RII geeft het relatieve verschil tussen de hoogst en laagst mogelijke groep in de sociale hiërarchie weer. Als de RII 1 is, is er geen verschil tussen opleidingsgroepen. Als de RII groter dan 1 is, zijn er verschillen waarbij de hoogste groep de beste uitkomst heeft. Als de RII kleiner dan 1 is, zijn er verschillen waarbij de laagste groep de beste uitkomst heeft. De interpretatie is als volgt: een RII van 1,4 voor overgewicht naar relatieve opleidingspositie, betekent dat de groep met de laagste relatieve opleidingspositie een 1,4 keer grotere kans heeft om overgewicht te hebben vergeleken met de groep met de hoogste relatieve opleidingspositie. Om te kunnen bepalen of relatieve opleidingsverschillen over de tijd veranderen, is eerst de RII met een 95% betrouwbaarheidsinterval per jaar berekend met een regressiemodel (Moreno-Betancur et al., 2015 Moreno-Betancur, M., Latouche, A., Menvielle, G., Kunst, AE., Rey, Relative Index of Inequality and Slope Index of Inequality: A Structured Regression Framework for Estimation (2015) (Moreno-Betancur, M., Latouche, A., Menvielle, G., Kunst, AE., Rey, Relative Index of Inequality and Slope Index of Inequality: A Structured Regression Framework for Estimation (2015)) ), gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht. Om vast te stellen of relatieve opleidingsverschillen in gezondheidsuitkomsten over de tijd veranderden (de trend), is de RIItrend berekend. Dat is gebeurd met een lineair regressiemodel, waarbij rekening is gehouden met een trendbreuk in de data voor het meten van opleiding en waar van toepassing voor de gezondheidsuitkomst.  

De SII geeft het absolute verschil tussen de hoogst en laagst mogelijke groep in de sociale hiërarchie weer. Als de SII 0 is, is er geen verschil tussen opleidingsgroepen. Een SII boven de 0 betekent dat er verschillen zijn tussen de opleidingsgroepen in het nadeel van de laagste opleidingsgroep. Een negatieve SII betekent dat er een opleidingsverschil is in het nadeel van de hoogste opleidingsgroep. De interpretatie is als volgt: als de SII 0,40 is voor overgewicht naar opleidingsniveau, is de prevalentie Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief. (Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief.) van overgewicht in de laagste opleidingsgroep 40 procentpunt Een procentpunt geeft het absolute verschil aan tussen waarden die in procenten worden uitgedrukt. Een stijging van 1 procentpunt is bijvoorbeeld een stijging van 4 naar 5%. (Een procentpunt geeft het absolute verschil aan tussen waarden die in procenten worden uitgedrukt. Een stijging van 1 procentpunt is bijvoorbeeld een stijging van 4 naar 5%.) hoger dan de prevalentie in de hoogste opleidingsgroep. Om te kunnen bepalen of absolute opleidingsverschillen over de tijd veranderen, is eerst de SII met een 95% betrouwbaarheidsinterval per jaar berekend met een regressiemodel (Moreno-Betancur et al., 2015 Moreno-Betancur, M., Latouche, A., Menvielle, G., Kunst, AE., Rey, Relative Index of Inequality and Slope Index of Inequality: A Structured Regression Framework for Estimation (2015) (Moreno-Betancur, M., Latouche, A., Menvielle, G., Kunst, AE., Rey, Relative Index of Inequality and Slope Index of Inequality: A Structured Regression Framework for Estimation (2015)) ), gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht. Om vast te stellen of absolute opleidingsverschillen in gezondheidsuitkomsten over de tijd veranderden (de trend), is de SIItrend berekend. Dat is gebeurd met een lineair regressiemodel, waarbij rekening is gehouden met een trendbreuk in de data voor het meten van opleiding en waar van toepassing voor de gezondheidsuitkomst.  

Het startjaar van de meeste trendanalyses is 1999. Voor sommige indicatoren zijn gegevens pas later beschikbaar en daarvoor wordt een kortere periode getoond.


De relatieve opleidingspositie houdt rekening met verschillen tussen generaties

Door de tijd heen is het opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking gestegen. Deze ontwikkeling vond met name plaats bij vrouwen. Zij hadden vroeger minder goede toegang tot (hoger) onderwijs. Daardoor hebben vrouwen uit oudere leeftijdsgroepen minder vaak een (vergelijkbaar met) mbo, hbo of wo diploma dan vrouwen uit jongere leeftijdsgroepen. Daarnaast is er sprake van diploma-inflatie. Met hetzelfde diploma kon je vroeger een betere baan met een bijbehorende sociaaleconomische status verwerven – opklimmen via je werk – dan tegenwoordig. Ook hierdoor verandert de betekenis van opleiding voor iemands sociale positie. Dit heeft tot gevolg dat in de loop der decennia het verschil in de gemiddelde leeftijd van de lage SES Sociaal-economische Status. Positie die iemand inneemt in de sociale hiërarchie, gemeten aan de hand van opleiding, inkomen of beroepsstatus. (Sociaal-economische Status. Positie die iemand inneemt in de sociale hiërarchie, gemeten aan de hand van opleiding, inkomen of beroepsstatus.)-groep en de hoge SES-groep (zoals gemeten met opleidingsniveau) is toegenomen (Broeders et al., 2018 Broeders, D. W. J., Das, H. D., Jennissen, R. P. W., Tiemeijer, W. L., de Visser, M., Van verschil naar potentieel: een realistisch perspectief op de sociaaleconomische gezondheidsverschillen, Den Haag (2018) (Broeders, D. W. J., Das, H. D., Jennissen, R. P. W., Tiemeijer, W. L., de Visser, M., Van verschil naar potentieel: een realistisch perspectief op de sociaaleconomische gezondheidsverschillen, Den Haag (2018)) ). De lage SES-groep bevat steeds meer oudere cohorten, terwijl de hoge SES-groep uit steeds meer jongere cohorten bestaat. Voor het maken van vergelijkingen door de tijd is het belangrijk om hier rekening mee te houden. Op VZinfo wordt dit gedaan door gebruik te maken van de relatieve opleidingspositie De betekenis van hoogst behaalde opleiding verschilt per generatie en geslacht. De relatieve opleidingspositie houdt hier rekening mee. (De betekenis van hoogst behaalde opleiding verschilt per generatie en geslacht. De relatieve opleidingspositie houdt hier rekening mee.) (Broeders et al., 2018 Broeders, D. W. J., Das, H. D., Jennissen, R. P. W., Tiemeijer, W. L., de Visser, M., Van verschil naar potentieel: een realistisch perspectief op de sociaaleconomische gezondheidsverschillen, Den Haag (2018) (Broeders, D. W. J., Das, H. D., Jennissen, R. P. W., Tiemeijer, W. L., de Visser, M., Van verschil naar potentieel: een realistisch perspectief op de sociaaleconomische gezondheidsverschillen, Den Haag (2018)) ).

Door in analyses niet alleen naar daadwerkelijk hoogst behaald opleidingsniveau te kijken maar ook naar de relatieve opleidingspositie, wordt er rekening gehouden met de samenstelling van de verschillende opleidingsgroepen. Hiervoor worden er zogenaamde rankingscores berekend aan de hand van de cumulatieve verdelingsfunctie over opleidingsgroepen per jaar, leeftijd en geslacht. De rankingscore wordt berekend als de gemiddelde cumulatieve frequentie tussen twee opleidingsgroepen. Stel dat 30% van de bevolking basisonderwijs of een vmbo-opleiding heeft, 70% een mbo-niveau en daarmee vergelijkbaar of lager, en 100% hbo/wo geschoold is of lager. De rankingscore is dan voor de groep basisonderwijs of een vmbo-opleiding ½ * (0+30) = 15, voor mbo-niveau en daarmee vergelijkbaar ½ * (30+70) = 50, en voor hbo/wo geschoolden ½ * (70 + 100) = 85. Zo is er voor elke respondent naast opleidingstype een rankingscore bekend. Bij het berekenen van de rankingscores worden er vijf opleidingsgroepen onderscheiden, om een nauwkeurigere rankingscore per persoon te krijgen.