Bij hartfalen is de hartspier beschadigd
Bij hartfalen (Hartfalen (decompensatio cordis) is het best te omschrijven als een klinisch syndroom dat bestaat uit een combinatie van klachten en verschijnselen die direct of indirect het gevolg zijn van een tekortschietende pompfunctie van het hart. ) (decompensatio cordis) pompt het hart het bloed minder goed rond. De pompfunctie schiet tekort door schade aan de hartspier. De hartspier kan te slap zijn of juist te dik en stijf. Soms ontstaat hartfalen acuut, bijvoorbeeld doordat een hartinfarct de hartspier beschadigt. Soms ontstaat hartfalen geleidelijk, bijvoorbeeld door een hoge bloeddruk.
Meer informatie:
- Definitie
- Website: Hartstichting
- Hartwijzer: patiënteninformatie van de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC)
Hartfalen ontstaat vaak door andere hartaandoeningen
Hartfalen is veelal het gevolg van andere hart- en vaatziekten. Risicofactoren voor hart- en vaatziekten zijn daarom (vaak indirect) ook risicofactoren voor het ontstaan hartfalen. Risicofactoren kunnen elkaar versterken waardoor het risico op het ontstaan van hartfalen toeneemt (Ponikowski et al. 2016 (Ponikowski, P, Voors, AA., Anker, SD., Bueno, H, Cleland, JG. F., Coats, AJ. S., Falk, V, González-Juanatey, JRamón, Harjola, V, Jankowska, EA., Jessup, M, Linde, C, Nihoyannopoulos, P, Parissis, JT., Pieske, B, Riley, JP., Rosano, GM. C., Ruilope, LM., Ruschitzka, F, Rutten, FH., van der Meer, P, ESC Scientific Document Group, 2016 ESC Guidelines for the diagnosis and treatment of acute and chronic heart failure: The Task Force for the diagnosis and treatment of acute and chronic heart failure of the European Society of Cardiology (ESC). (2016))
). Zie: Risicofactoren van hart- en vaatziekten.
De volgende aandoeningen zijn de meest voorkomende oorzaken van hartfalen.
- Coronaire (of ischemische) hartziekten zijn wereldwijd de belangrijkste doodsoorzaak en een belangrijke oorzaak voor het ontstaan van hartfalen. Door het ontstane littekenweefsel na een hartinfarct verliest het hart (een deel van) zijn pompfunctie. Door preventie en een betere behandeling neemt in hoog-inkomen landen het aantal mensen dat een hartinfarct krijgt af en van diegenen die een hartinfarct krijgen, overlijden er minder dan vroeger. Door de afname van het aantal mensen dat een hartinfarct krijgt, is de toename van het aantal nieuwe patiënten (incidentie (Het aantal nieuwe gevallen van of nieuwe personen met een bepaalde ziekte in een bepaalde periode, absoluut of relatief.)) met hartfalen in een aantal landen tot stilstand gekomen. Tegelijkertijd zijn er meer mensen die een hartinfarct overleven waardoor zij het risico lopen hartfalen te ontwikkelen (Ziaeian & Fonarow 2016 (Ziaeian, B, Fonarow, GC., Epidemiology and aetiology of heart failure. (2016)) ).
- Patiënten met een hoge bloeddruk (> 160/90 mm Hg) hebben een twee keer zo grote kans op het ontwikkelen van hartfalen dan mensen met een normale bloeddruk (< 140/90 mm Hg). Het hart is eigenlijk een zuigpomp. Door de hoge bloeddruk moet het hart met meer kracht (tegen een weerstand) pompen, hetgeen tot een verdikte en minder elastische hartspier kan leiden. Hierdoor gaat de zuigfunctie en daarmee de totale pompkracht van het hart achteruit. Hierdoor kan hartfalen ontstaan. Door behandeling van hoge bloeddruk neemt de kans om hartfalen te krijgen aanzienlijk af (> 50% lager) (Ziaeian & Fonarow 2016 (Ziaeian, B, Fonarow, GC., Epidemiology and aetiology of heart failure. (2016)) ).
- Bij hartklepgebreken stroomt het bloed niet goed door. Een vernauwde hartklep belemmert de doorstroming van het bloed. Bij een lekkende hartklep stroomt een deel van het bloed weer terug het hart in. Het hart moet hierdoor harder werken. Als deze situatie lang duurt kan hierdoor hartfalen ontstaan (website: Hartwijzer).
- Bij hartritmestoornissen is de prikkelgeleiding naar de hartspiercellen verstoord waardoor het hart minder goed pompt: het hart moet te snel knijpen (bij te snelle hartslag), of juist te langzaam (bij te lage hartslag) of te onregelmatig (bij boezemfibrilleren). Het hart moet meer inspanning leveren om het bloed rond te pompen waardoor op de lange duur hartfalen kan ontstaan (website: Hartwijzer).
Hartfalen vaker bij mensen met COPD, diabetes, obesitas en ouderen
- COPD (Chronic obstructive pulmonary disease (Chronische obstructieve longziekten)) en hartfalen komen vaak gezamenlijk voor. De aandoeningen hebben overeenkomende risicofactoren: roken, gevorderde leeftijd en auto-immuunziekten. Geschat wordt dat ongeveer 10% van de patiënten met hartfalen ook COPD hebben (Brenner et al. 2013 (Brenner, S, Güder, G, Berliner, D., Deubner, N, Fröhlich, K, Ertl, G, Jany, B, Angermann, CE., Störk, S, Airway obstruction in systolic heart failure--COPD or congestion? (2013)) ). De prognose voor patiënten met zowel hartfalen en COPD is slechter dan voor patiënten met een van deze aandoeningen afzonderlijk.
- Patiënten met diabetes mellitus (zowel type 1 als type 2) hebben een ongeveer twee keer zo hoog risico op het krijgen van hartfalen, vooral hartfalen met behouden ejectiefractie. Ook is hun prognose slechter dan voor patiënten zonder diabetes. (Lehrke & Marx 2017 (Lehrke, M, Marx, N, Diabetes Mellitus and Heart Failure. (2017)) ; Boonman-de Winter et al. 2012 (Boonman-de Winter, L. J. M., Rutten, F.H., Cramer, M. J. M., Landman, M. J., Liem, A. H., Rutten, G.E.H.M., Hoes, A. W., High prevalence of previously unknown heart failure and left ventricular dysfunction in patients with type 2 diabetes. (2012)) ).
- Mensen met obesitas (Er is sprake van obesitas of ernstig overgewicht bij een Body Mass Index (BMI) ≥ 30 kg/m2. ) hebben een hoger risico op hartfalen, dat los staat van het hogere risico op een hartinfarct (Ponikowski et al. 2016 (Ponikowski, P, Voors, AA., Anker, SD., Bueno, H, Cleland, JG. F., Coats, AJ. S., Falk, V, González-Juanatey, JRamón, Harjola, V, Jankowska, EA., Jessup, M, Linde, C, Nihoyannopoulos, P, Parissis, JT., Pieske, B, Riley, JP., Rosano, GM. C., Ruilope, LM., Ruschitzka, F, Rutten, FH., van der Meer, P, ESC Scientific Document Group, 2016 ESC Guidelines for the diagnosis and treatment of acute and chronic heart failure: The Task Force for the diagnosis and treatment of acute and chronic heart failure of the European Society of Cardiology (ESC). (2016)) ).
- Ouderen hebben vaker hartfalen dan jongeren. Door een verbeterde behandeling ontwikkelt hartfalen zich op een latere leeftijd dan voorheen. Door vergrijzing neemt het totaal aantal patiënten (prevalentie (Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief.)) met hartfalen toe. Patiënten leven langer met hartfalen, hetgeen bijdraagt aan de toename van het totaal aantal patiënten met hartfalen (Ziaeian & Fonarow 2016 (Ziaeian, B, Fonarow, GC., Epidemiology and aetiology of heart failure. (2016)) ).
Hartfalen kan ontstaan door aangeboren hartafwijkingen
Hartfalen kan ontstaan door aangeboren hartafwijkingen. Naar schatting 0,4 tot 5% van alle baby’s hebben aangeboren hartafwijkingen (Ziaeian & Fonarow 2016 (Ziaeian, B, Fonarow, GC., Epidemiology and aetiology of heart failure. (2016)) ). De meest voorkomende erfelijke hartziekte is hypertrofische cardiomyopathie (hartspierziekte) dat naar schatting voorkomt bij 1: 200 tot 1: 500 van de mensen (Wolf 2019 (Wolf, CMaria, Hypertrophic cardiomyopathy: genetics and clinical perspectives. (2019)) ). Bij deze hartspierziekte zijn de hartspiercellen uitgerekt, verdikt of dusdanig veranderd dat het hart niet meer goed pompt. Veruit het merendeel van de patiënten met hypertrofische cardiomyopathie (verdikte hartspiercellen) heeft hier geen last van, maar bij een derde van hen kan later in het leven hartfalen ontstaan (Wolf 2019 (Wolf, CMaria, Hypertrophic cardiomyopathy: genetics and clinical perspectives. (2019)) ).
Hartfalen uit zich bij vrouwen vaak anders dan bij mannen
Op het moment van de diagnose zijn vrouwen vaker ouder dan mannen. Ook hebben ze relatief vaker een andere vorm van hartfalen, namelijk hartfalen met behouden ejectiefractie, terwijl mannen vaker hartfalen met verminderde ejectiefractie hebben. Hartfalen ontstaat bij vrouwen minder vaak door een hartinfarct en juist vaker door hoge bloeddruk, diabetes of hartritmestoornissen (boezemfibrilleren) dan bij mannen. Vrouwen met behandelde borstkanker hebben een groter risico om hartfalen te ontwikkelen. Door bestraling en chemotherapie kunnen hartcellen beschadigd raken (Hartkliniek).
Bij vrouwen met hartfalen kwaliteit van leven vaak slechter dan bij mannen
Bij vrouwen met hartfalen is de kwaliteit van leven vaak slechter dan bij mannen met hartfalen en ze hebben meer functionele beperkingen. Vrouwen worden ook vaak later verwezen voor een harttransplantatie dan mannen. Vrouwen met hartfalen hebben vaker last van depressieve klachten in vergelijking met mannen. De prognose van de depressieve klachten en het hartfalen is bij vrouwen wel beter dan bij mannen (Aimo et al. 2018 (Aimo, A, Vergaro, G, Barison, A, Maffei, S, Sex-related differences in chronic heart failure (2018)) ; Taqueti 2018 (Taqueti, VR., Sex Differences in the Coronary System. (2018)) ).
Prognose van hartfalen is verbeterd maar blijft somber
Door betere behandelingsmogelijkheden is de prognose van hartfalen met verminderde ejectiefractie de laatste 30 jaar wel verbeterd, maar de prognose is nog steeds somber. Een Europees onderzoek meldt dat 12 maanden na de diagnose 83-93% van de patiënten nog leeft (Maggioni et al. 2013 (Maggioni, AP., Dahlström, U, Filippatos, G, Chioncel, O, Leiro, MCrespo, Drozdz, J, Fruhwald, F, Gullestad, L, Logeart, D, Fabbri, G, Urso, R, Metra, M, Parissis, J, Persson, H, Ponikowski, P, Rauchhaus, M, Voors, AA., Nielsen, OWendelboe, Zannad, F, Tavazzi, L, Heart Failure Association of the European Society of Cardiology (HFA), EURObservational Research Programme: regional differences and 1-year follow-up results of the Heart Failure Pilot Survey (ESC-HF Pilot). (2013)) ). Onderzoekers in het Verenigd Koninkrijk melden een 1-jaarsoverleving van 81% en een 5-jaarsoverleving van 48%, terwijl 10 jaar later 26% van de patiënten nog leeft (Taylor et al. 2019 (Taylor, CJ., Ordóñez-Mena, JM., Roalfe, AK., Lay-Flurrie, S, Jones, N.R., Marshall, T, Richard Hobbs, F. D., Trends in survival after a diagnosis of heart failure in the United Kingdom 2000-2017: population based cohort study. (2019)) ).
Vooral beperkingen in lichamelijke en dagelijkse activiteiten
Door de symptomen van hartfalen (vermoeidheid, verminderd inspanningsvermogen, (nachtelijke) kortademigheid, vocht vasthouden), zijn patiënten beperkt in hun lichamelijke en dagelijkse activiteiten. Door de nachtelijke kortademigheid hebben veel patiënten slaapproblemen waardoor zij zich minder vitaal voelen. De verslechterde pompfunctie van het hart beïnvloedt de zuurstofvoorziening van de hersenen, hetgeen kan leiden tot verminderde cognitieve functies en nachtelijke onrust.
Andere gezondheidsproblemen compliceren diagnostiek en behandeling
Hartfalen komt vaker voor bij ouderen en ouderen hebben vaak meerdere aandoeningen. Comorbide aandoeningen zoals COPD bemoeilijken zowel de diagnostiek als de behandeling van hartfalen. Comorbide aandoeningen kunnen de klachten van hartfalen versterken. Ook geneesmiddelen voor de behandeling van comorbide aandoeningen kunnen negatief uitwerken op (de symptomen van) hartfalen. Geneesmiddelen kunnen ook interacteren waardoor de effectiviteit vermindert of zich bijwerkingen voordoen.
Sterk verminderde kwaliteit van leven met hartfalen
Patiënten met hartfalen hebben een lagere kwaliteit van leven en meer depressieve klachten dan leeftijdsgenoten zonder deze aandoening. Dit geldt vooral voor vrouwen en voor patiënten die naast hartfalen ook andere aandoeningen hebben (Lesman-Leegte et al. 2009 (Lesman-Leegte, I, Jaarsma, T, Coyne, JC., Hillege, HL., van Veldhuisen, DJ., Sanderman, R., Quality of life and depressive symptoms in the elderly: a comparison between patients with heart failure and age- and gender-matched community controls. (2009)) ; Aimo et al. 2018 (Aimo, A, Vergaro, G, Barison, A, Maffei, S, Sex-related differences in chronic heart failure (2018)) ).
- F.H. Rutten (Julius Centrum)
- P.M. Engelfriet (RIVM)
- L. Jabaaij (RIVM)