Verwijzing naar coronaire hartziekten

Naar schatting 781.900 mensen met coronaire hartziekten

In 2022 waren er naar schatting 781.900 mensen met een coronaire hartziekte: 487.800 mannen en 294.100 vrouwen (jaarprevalentie Het aantal personen dat een bepaalde ziekte heeft gehad gedurende een bepaald jaar. (Het aantal personen dat een bepaalde ziekte heeft gehad gedurende een bepaald jaar.)). Dat zijn 55,4 per 1.000 mannen en 33,6 per 1.000 vrouwen. De jaarprevalentie betreft alle mensen die ergens in het jaar 2022 bekend waren bij de huisarts voor ten minste één vorm van coronaire hartziekten. Deze mensen hoeven niet allemaal in 2022 contact te hebben gehad met de huisarts voor coronaire hartziekten. Mensen met meerdere vormen van coronaire hartziekten tellen dus maar één keer mee in het totaal.

Huisartsencijfers lager dan zelfgerapporteerde cijfers

In de CBS-Gezondheidsenquête gaf 2,8% van de ondervraagden (12 jaar en ouder) in 2023 aan ooit een acuut hartinfarct te hebben gehad: 3,9% van de mannen en 1,8% van de vrouwen. Het percentage mensen dat zelf aangeeft ooit een acuut hartinfarct te hebben gehad, is hoger dan de (jaar)prevalentie Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief. (Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief.) op basis van registratie door de huisarts.

68.300 nieuwe patiënten met acuut myocardinfarct in 2022

In 2022 kwamen er 68.300 nieuwe patiënten met een acuut myocardinfarct bij: 47.500 mannen en 20.900 vrouwen. Het aantal nieuwe gevallen van angina pectoris is 27.000 en het aantal nieuwe gevallen van andere/chronische ischemische hartziekte is 9.400. Deze schattingen zijn gebaseerd op de Nivel Zorgregistraties eerste lijn

Tabel: Coronaire hartziekten naar type 2022.

  Nieuwe gevallen Jaarprevalentie
  Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen
Per 1.000 personen
Angina pectoris (K74) 1,7 1,4 26,8 20,8
Acuut myocardinfarct (AMI Acuut myocard infarct (Acuut myocard infarct); K75) 5,4 2,3 20,8 8,4
Andere/chronische ischemische hartziekte (K76) 0,7 0,4 15,8 7,3
Absolute aantallen         
Angina pectoris (K74) 15.000 12.100 235.500 185.100
Acuut myocardinfarct (AMI; K75) 47.500 20.900 182.900 74.900
Andere/chronische ischemische hartziekte (K76) 6.100 3.400 138.900 64.900
  • ICPC International Classification of Primary Care (International Classification of Primary Care)-codes K74, K75 en K76

Door veranderingen in risicofactoren verandert incidentie

Door veranderingen in het voorkomen van de risicofactoren van coronaire hartziekten verandert de incidentie Het aantal nieuwe gevallen van of nieuwe personen met een bepaalde ziekte in een bepaalde periode, absoluut of relatief. (Het aantal nieuwe gevallen van of nieuwe personen met een bepaalde ziekte in een bepaalde periode, absoluut of relatief.) (en daarmee de sterfte en de prevalentie Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief. (Het aantal gevallen of personen met een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief.)) van coronaire hartziekten. Ook kan de ernst van de ziekte bij optreden hierdoor afnemen. Een aantal trends in de determinanten (risicofactoren) van coronaire hartziekten is ongunstig en een aantal is gunstig. Indien er daadwerkelijk een daling in de incidentie is opgetreden, betekent dit dat de positieve trends in risicofactoren meer invloed hebben op de trends in coronaire hartziekten dan de negatieve trends in risicofactoren.

(On)gunstige trends van risicofactoren

Gunstige en ongunstige ontwikkelingen in het (recente) verleden die mogelijk doorwerken in de huidige en toekomstige cijfers zijn:

  • Daling van het percentage personen met een te hoog totaal cholesterolgehalte, met name als gevolg van een sterke toename van het gebruik van cholesterolverlagende medicatie.
  • Daling van het percentage rokers in de tachtiger jaren (en een stabilisatie in de jaren negentig).
  • Daling van de inname van transvetzuren sinds het begin van de jaren negentig (na aanpassingen door de voedingsmiddelenindustrie).
  • Toename van het aantal mensen met overgewicht.
  • Toename van het aantal mensen met diabetes mellitus.
  • Daling in de consumptie van groente, fruit en vezels (zie: trends in voeding).

Stijging overleving door verbeterde behandelingen

De toegenomen mogelijkheden in medische behandeling en de verbeterde toepassing van de beschikbare behandelingsmethoden hebben bijgedragen aan de daling in de sterfte aan coronaire hartziekten. Een verbeterde overleving heeft ook effect op de incidentie van een hernieuwd (recidief) hartinfarct. Het gaat hierbij om de volgende factoren:

  • Vroege opsporing van personen met een groot hartinfarct (hartinfarct met ST-elevatie Toestand na een acuut coronair incident waarbij een bepaald segment (ST-segment) van de grafische weergave van de electrische activiteit van het hart (het electrocardiogram) hoger ligt dan bij gezonde personen (Toestand na een acuut coronair incident waarbij een bepaald segment (ST-segment) van de grafische weergave van de electrische activiteit van het hart (het electrocardiogram) hoger ligt dan bij gezonde personen)) door verbeterde diagnostiek buiten het ziekenhuis (pre-hospital triage).
  • Vroege opsporing van risicofactoren bij coronaire hartziekten, zoals verhoogde bloeddruk, te hoog totaal cholesterolgehalte en diabetes mellitus, bij personen die (nog) geen coronaire hartziekte hebben.
  • Sterke intensivering van de behandeling in de acute fase van het hartinfarct: de toepassing van reperfusietherapie (PCI Percutane coronaire interventie. Ook wel dotteren of ballondilatatie genoemd. Techniek waarbij een opblaasbare ballon op (bijna) dichtgeslibde plaatsen in de hartslagaders (kransslagaders) het bloedvat wat kan oprekken. Het doel van deze techniek is de doorbloeding van de hartspier weer beter op gang te brengen. (Percutane coronaire interventie. Ook wel dotteren of ballondilatatie genoemd. Techniek waarbij een opblaasbare ballon op (bijna) dichtgeslibde plaatsen in de hartslagaders (kransslagaders) het bloedvat wat kan oprekken. Het doel van deze techniek is de doorbloeding van de hartspier weer beter op gang te brengen.)) is sterk gestegen en verbeterd.
  • Een uitgebreider en efficiënter gebruik van medicijnen zoals β-blokkers, aspirine, ACE Angiotensine converting enzyme. ACE is een enzym dat vooral betrokken is bij de regulatie van de bloeddruk. (Angiotensine converting enzyme. ACE is een enzym dat vooral betrokken is bij de regulatie van de bloeddruk.)-remmers, angiotensine-II-antagonisten en, wellicht het meest belangrijk, statines.
  • Ook in de herstelfase na een hartinfarct is het gebruik van β-blokkers, ACE-remmers, aspirine, nieuwe bloedplaatjesremmers en orale anticoagulantia sterk toegenomen (Widdershoven et al. 1997 Widdershoven, J. W., Gorgels, A. P., Vermeer, F., Dijkman, L. W., Verstraaten, G. M., Dassen, W. R., Wellens, H. J., Changing characteristics and in-hospital outcome in patients admitted with acute myocardial infarction. Observations from 1982 to 1994. (1997) (Widdershoven, J. W., Gorgels, A. P., Vermeer, F., Dijkman, L. W., Verstraaten, G. M., Dassen, W. R., Wellens, H. J., Changing characteristics and in-hospital outcome in patients admitted with acute myocardial infarction. Observations from 1982 to 1994. (1997)) ; Deckers et al. 2010 Deckers, J. W., Veerhoek, RJ., Smits, PC., Jansen, C.C.G., Trends in prevalence of cardiovascular risk factors and their treatment in coronary heart disease: the Euroaspire-project (2010) (Deckers, J. W., Veerhoek, RJ., Smits, PC., Jansen, C.C.G., Trends in prevalence of cardiovascular risk factors and their treatment in coronary heart disease: the Euroaspire-project (2010)) ).

  • S.J. van Dis (Hartstichting)
  • P.M. Engelfriet (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
  • J.W. Deckers (Erasmus MC)
  • J.W. Vanhommerig (NIVEL Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg (Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg))
  • M.J.J.C. Poos (RIVM)
  • M.H.D. Plasmans (RIVM)
  • M. Buijs (RIVM)
  • H. Giesbers, red. (RIVM)
  • C. Hendriks, red. (RIVM)