Plotselinge uitval van een deel van de hersenen bij een beroerte
Bij een beroerte valt plotseling een deel van de functie van de hersenen uit door een herseninfarct, TIA (Transient Ischemic Attack (Transiënte Ischemische Aanval). Een tijdelijke vermindering van de doorbloeding van een meestal klein gebied in de hersenen. De klinische verschijnselen zijn binnen 24 uur volledig verdwenen.) of hersenbloeding.
Bij een herseninfarct of TIA treedt lokaal zuurstoftekort op door afsluiting van een bloedvat door een stolsel (embolie). Een embolie kan ontstaan door atherosclerose in vaten in de hersenen of de slagaders die naar de hersenen lopen, maar kan ook afkomstig zijn uit het hart. Door hartritmestoornissen, klepafwijkingen of een recent hartinfarct pompt het hart niet goed. Het achterblijvende bloed ‘staat stil’ en er kunnen stolsels in ontstaan. Als deze stolsels in de hersenen terechtkomen, kunnen zij daar een bloedvat afsluiten. Bij een TIA is deze afsluiting van korte duur. Het risico op een herseninfarct is verhoogd na een TIA.
Bij een hersenbloeding scheurt een vaatwand (ruptuur) waardoor een hematoom en oedeemvorming (ophoping van vocht) ontstaat. Bij een intracerebrale bloeding gebeurt dit in het hersenweefsel, bij een subarachnoïdale bloeding tussen de hersenvliezen. Door de ruimte die het hematoom of oedeem inneemt, wordt het omringende hersenweefsel verdrukt. Daardoor krijgt het zuurstofgebrek en kan het zijn functie verliezen.
Herseninfarct komt vaker voor dan hersenbloeding
Bij ongeveer 80% van de patiënten met een beroerte is er sprake van een herseninfarct of TIA en 20% heeft een hersenbloeding, onderverdeeld in een intracerebrale bloeding (15%) of een subarachnoïdale bloeding (5%). Bij een TIA herstelt de functie van de hersenen weer (NHG-werkgroep Beroerte 2018 (NHG-werkgroep Beroerte, NHG-standaard Beroerte, Utrecht (2018)) ; Hartstichting 2015 (Hartstichting, Hart- en vaatziekten in Nederland 2015; Cijfers over heden, verleden en toekomst, Zoetermeer (2015)) ; de Boer et al. 2019 (de Boer, A. R., van Dis, I., Visseren, F.L.J., Bots, M. L., Vaartjes, I., Kerncijfers over hart- en vaatziekten, Den Haag (2019)) )
Meer informatie
Risicofactoren voor een herseninfarct, TIA en hersenbloeding komen gedeeltelijk overeen
Het risico op een beroerte stijgt met de leeftijd (vooral bij mensen > 65 jaar). Zie ook onder ‘Verschillen tussen mannen en vrouwen’.
Belangrijke risicofactoren voor een herseninfarct en een TIA zijn hypertensie (hoge bloeddruk
) en roken. Andere risicofactoren zijn hypercholesterolemie, overmatig alcoholgebruik, diabetes mellitus, obesitas (Er is sprake van obesitas of ernstig overgewicht bij een Body Mass Index (BMI) ≥ 30 kg/m2.
), gebruik van bepaalde hormoontherapie tijdens de overgang of als anticonceptie, migraine met aura, arteriële dissectie (scheurtje van de binnenwand van een bloedvat), cerebrale vasculitis (ontsteking van bloedvat(en) in de hersenen) en een verhoogde stollingsneiging van het bloed (NHG-werkgroep Beroerte 2018 (NHG-werkgroep Beroerte, NHG-standaard Beroerte, Utrecht (2018))
).
Belangrijke risicofactoren voor een hersenbloeding zijn hypertensie en amyloïdangiopathie (klontering van amyloïd eiwit in de vaatwand). Andere risicofactoren zijn roken, overmatig alcoholgebruik, amfetamine en cocaïnegebruik, diabetes mellitus, cerebrale vasculitis, verminderde bloedstolling onder andere ten gevolge van het gebruik van antistollingsmedicatie, vaatafwijkingen (zoals een arterioveneuze malformatie), tumoren, traumata en eclampsie (NHG-werkgroep Beroerte 2018 (NHG-werkgroep Beroerte, NHG-standaard Beroerte, Utrecht (2018))
).
De plotselinge uitval van hersenfuncties kan een scala aan gevolgen hebben
De gevolgen van deze uitval hangen af van de locatie van het infarct of de bloeding en de hoeveelheid hersenweefsel die is beschadigd (NHG-werkgroep Beroerte 2018 (NHG-werkgroep Beroerte, NHG-standaard Beroerte, Utrecht (2018)) ). Verschijnselen die in min of meerdere mate kunnen optreden en korter of langer kunnen bestaan zijn bijvoorbeeld:
- (Eenzijdige) verlamming in het lichaam en/of gezicht ((hemi-)parese)
- (Eenzijdige) gevoelloosheid en tintelingen
- Taal- en/of spraakproblemen (afasie en/of dysartrie)
- (Zware) vermoeidheid
- Gedeeltelijke en/of tijdelijke blindheid (hemianopsie en/of amaurosis fugax) of dubbelzien (diplopie)
- Duizeligheid (Vertigo)
- Slikstoornis (dysfagie)
- Coördinatiestoornis (Ataxie)
- Incontinentie voor urine en/of ontlasting
- Problemen bij het verwerken van prikkels waardoor patiënten snel overprikkeld raken of zich niet kunnen concentreren
- Emotionele veranderingen zoals een toename van angst, emotionele labiliteit, dwanghuilen, agressie, prikkelbaarheid, depressieve gevoelens, stemmingswisselingen
- Gedragsveranderingen zoals initiatiefverlies, impulsief of ontremd gedrag, egocentriciteit, aandacht vragend gedrag, agressiviteit, onverschilligheid, minder flexibel zijn, veranderd tijdsbesef
- Geheugenproblemen, moeite met organiseren of plannen
- Stoornissen in de ruimtelijke waarneming waarbij patiënten bijvoorbeeld afstanden niet goed kunnen inschatten
Bij een beroerte treden vaak complicaties op
Complicaties die vaak optreden zijn een longontsteking (bij 1 op de 7 patiënten), acute verwardheid (delier (Verwardheid)) en verstoppingen van bloedvaten in de benen of longen (trombosebenen en longembolie, bij 1 op de 10 patiënten) (Hartstichting, 2015).
Gevolgen hersenbloeding vaak ernstiger dan van herseninfarct
Hersencellen sterven snel af. Om hersenschade door een beroerte te minimaliseren is het belangrijk dat de behandeling zo snel mogelijk start. Het motto is: "time = brain" (NHG-werkgroep Beroerte 2018 (NHG-werkgroep Beroerte, NHG-standaard Beroerte, Utrecht (2018)) ; Hartstichting, 2015). Bij een herseninfarct moet zo snel mogelijk de bloedtoevoer naar de hersenen worden hersteld. De behandeling van een hersenbloeding is complexer dan van een herseninfarct. Het is vaak moeilijk om de bloeding te stoppen. Ook kunnen nieuwe bloedingen optreden, vooral bij subarachnoïdale bloedingen.
Herstel kan maanden duren
De grootste vooruitgang vindt plaats in de eerste weken na een beroerte. Na een half jaar kan ongeveer een derde van de patiënten met een hersenbloeding weer zelfstandig functioneren tegenover de helft van de patiënten met een herseninfarct (NHG-werkgroep Beroerte 2018 (NHG-werkgroep Beroerte, NHG-standaard Beroerte, Utrecht (2018)) ).
Restverschijnselen zijn vaak ernstig
Hoe meer hersenweefsel is beschadigd, hoe ernstiger de gevolgen zijn. De hierboven beschreven gevolgen van een beroerte kunnen blijven bestaan, hetgeen grote consequenties kan hebben voor het leven van patiënten en hun naasten. Naast de wat meer zichtbare restverschijnselen als (hemi-)parese, afasie of apraxie, kunnen de minder zichtbare neuropsychologische functiestoornissen zeer invaliderend zijn en de sociale relaties (partners, familie, vrienden) verstoren. Neuropsychologische stoornissen kunnen ook nog weken tot maanden na de beroerte ontstaan (NHG-werkgroep Beroerte 2018 (NHG-werkgroep Beroerte, NHG-standaard Beroerte, Utrecht (2018)) ).
Kans op hart- en vaatziekten groter na eerder herseninfarct of TIA
Het hart- en vaatstelsel is in slechte conditie bij patiënten met een herseninfarct of TIA. Zij hebben een relatief grote kans op een volgend herseninfarct of een andere hart- en vaatziekte. Vooral de eerste dagen na het herseninfarct of TIA is de kans sterk verhoogd. In de jaren na een herseninfarct of TIA hebben patiënten jaarlijks ongeveer 15% kans op een beroerte of hart- en vaatziekte. Rond de 10% van de patiënten krijgt, zonder behandeling, binnen drie maanden na een TIA een herseninfarct. Het risico is vooral hoger voor ouderen (> 60 jaar), mensen met een verhoogde bloeddruk (>140/90 mmHg) en mensen met diabetes mellitus (NHG-werkgroep Beroerte 2018 (NHG-werkgroep Beroerte, NHG-standaard Beroerte, Utrecht (2018)) ).
Verminderen van risico op nieuw herseninfarct
Secundaire preventie (Opsporen van een ziekte of een risicofactor van een ziekte voordat de 'patiënt' zich van de ziekte bewust is, gevolgd door adequate behandeling.) na een hersenfarct of TIA, bestaande uit medicatie en leefstijladviezen (stoppen met roken, bewegen en gezonde voeding), vermindert het risico op een nieuw herseninfarct (NHG-werkgroep Beroerte 2018 (NHG-werkgroep Beroerte, NHG-standaard Beroerte, Utrecht (2018)) ).
Risico op overlijden na een beroerte is groot
Patiënten met een hersenbloeding overlijden vaker dan patiënten met een herseninfarct. Na een ziekenhuisopname (cijfers 2018) overleed
- 35% van de patiënten met een hersenbloeding binnen 30 dagen en 45% binnen 1 jaar;
- 30% van de patiënten met een subarachnoïdale bloeding binnen 30 dagen en 35% binnen 1 jaar;
- 11% van de patiënten met een herseninfarct binnen 30 dagen en 22% binnen 1 jaar;
- 1% van de patiënten met een TIA binnen 30 dagen en 6% binnen 1 jaar.
Voor vrouwen zijn deze cijfers iets hoger dan voor mannen, behalve bij een TIA (de Boer et al. 2019 (de Boer, A. R., van Dis, I., Visseren, F.L.J., Bots, M. L., Vaartjes, I., Kerncijfers over hart- en vaatziekten, Den Haag (2019)) ).
Leeftijd bij overlijden aan een herseninfarct is het hoogst
De gemiddelde leeftijd bij overlijden aan een subarachnoïdale bloeding is lager dan bij een hersenbloeding en herseninfarct (de Boer et al. 2019 (de Boer, A. R., van Dis, I., Visseren, F.L.J., Bots, M. L., Vaartjes, I., Kerncijfers over hart- en vaatziekten, Den Haag (2019)) ). Voor mannen en vrouwen zijn de gemiddelde leeftijden bij overlijden respectievelijk
- 66 en 69 jaar bij een subarachnoïdale bloeding;
- 77 jaar en 80 jaar bij een hersenbloeding;
- 81 jaar en 86 jaar bij een herseninfarct.
Meer informatie
Meer vrouwen dan mannen met een beroerte
Relatief gezien (per 100.000) zijn er meer mannen met een beroerte dan vrouwen (zie 'Prevalentie en nieuwe gevallen beroerte in huisartsenpraktijk'). Maar omdat vrouwen gemiddeld ouder worden dan mannen en de incidentie (Het aantal nieuwe gevallen van of nieuwe personen met een bepaalde ziekte in een bepaalde periode, absoluut of relatief.) sterk stijgt bij het ouder worden, zijn er in absolute zin meer vrouwen die een beroerte krijgen dan mannen.
Uitkomsten bij vrouwen vaak slechter
De klinische verschijnselen bij een beroerte verschillen niet tussen mannen en vrouwen. Maar omdat vrouwen veelal ouder zijn op het moment van de beroerte zijn de uitkomsten vaak slechter. Door de hogere leeftijd zijn zij vaak al in slechtere conditie op het moment van de beroerte. Ook wonen zij vaker alleen waardoor er niet tijdig hulp ingeschakeld kan worden (NHG-werkgroep Beroerte 2018 (NHG-werkgroep Beroerte, NHG-standaard Beroerte, Utrecht (2018)) ; Hartstichting, 2015). Vrouwen sterven vaker aan een beroerte dan mannen (de Boer et al. 2019 (de Boer, A. R., van Dis, I., Visseren, F.L.J., Bots, M. L., Vaartjes, I., Kerncijfers over hart- en vaatziekten, Den Haag (2019)) ).
Vrouwen krijgen vaker subarachnoïdale bloeding
Hoewel relatief gezien dus meer mannen dan vrouwen een beroerte krijgen, geldt dit niet voor de subarachnoïdale bloeding. Vanaf ongeveer de leeftijd van 50 jaar komt een subarachnoïdale bloeding vaker voor bij vrouwen dan mannen (de Boer et al. 2019 (de Boer, A. R., van Dis, I., Visseren, F.L.J., Bots, M. L., Vaartjes, I., Kerncijfers over hart- en vaatziekten, Den Haag (2019)) ).
- A. Algra (emeritus) (University Medical Center Utrecht)
- P.M. Engelfriet (RIVM)
- L. Jabaaij (RIVM)