Voor berekenen van levensverwachting uitgaan van leeftijdsspecifieke sterftecijfers
Bij het berekenen van de levensverwachting (Het gemiddeld aantal nog te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd. ) bij geboorte gaan we uit van de leeftijdsspecifieke sterftecijfers voor de op elkaar volgende leeftijdscategorieën, zoals die gelden op het moment van de geboorte. Bij de berekening van de levensverwachting in een bepaald jaar in een bepaalde groep mensen wordt een geboortecohort genomen van bijvoorbeeld 100.000 personen. Dit geboortecohort laten we 'uitsterven' volgens de sterftekansen in dat jaar in die bevolking. Het gemiddeld aantal jaren dat die groep van 100.000 personen dan geleefd heeft, is de levensverwachting.
Monitoring verschillen in (gezonde) levensverwachting naar SES
Of verschillen in de (gezonde) levensverwachting toe- of afgenomen zijn of gelijk zijn gebleven, is hier nagegaan aan de hand van een gestandaardiseerde meetmethode. Deze meetmethode maakt het mogelijk om de grootte van ses-verschillen in de levensverwachting te volgen over de tijd (monitoren). Voor het monitoren is het belangrijk om steeds dezelfde werkwijze aan te houden. Hiervoor zijn op een aantal punten samen met het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en Erasmus MC beslissingen gemaakt. Opleidingsniveau is hier genomen als maat voor de sociaaleconomische status. Het gaat om de levensverwachting op 25 jarige leeftijd. De cijfers zijn zodanig berekend dat ze gevoelig zijn voor zowel de grootte van de verschillen in de levensverwachting tussen sociaaleconomische groepen als de omvang van de sociaaleconomische ongelijkheid in de bevolking.
Methodebeschrijving (gezonde) levensverwachting naar opleidingsniveau
In de gehanteerde methodiek wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de berekeningswijze van de ‘gewone’ levensverwachting. Doordat het aantal mensen met alleen lagere school (of basisschool) als opleiding steeds kleiner wordt, zijn de twee laagste opleidingsklassen bij elkaar genomen (CBS, 2017). Er wordt dus onderscheid gemaakt in 3 klassen terwijl dat vroeger 4 opleidingsklassen was. Opleiding wordt deels bepaald aan de hand van de Enquête Beroepsbevolking (Tot de beroepsbevolking worden alle personen tussen de 15 en 67 jaar gerekend die ten minste 12 uur per week werken, willen werken of gaan werken. ) (EBB), daarnaast wordt ook gebruik gemaakt van andere opleidingsregistraties. Met name voor jongere generaties is nu vaker bekend welk opleidingsniveau een persoon heeft.
In 2020 heeft een revisie plaats gevonden van de methodiek voor het berekenen van (gezonde) levensverwachting naar opleidingsniveau (CBS, 2020). De belangrijkste wijzigingen in de methode om gezonde levensverwachting naar opleidingsniveau te schatten zijn:
- Voor sterftekansen wordt niet langer gewerkt met 5-jaarsklassen, maar worden kansen per individuele leeftijd geschat. Dit geldt voor de leeftijden tot en met 89 jaar. Daarboven worden er sterftekansen geschat voor de leeftijdsgroepen van 90 t/m 94 jaar en van 95 jaar of ouder.
- Bij het bepalen van de gezondheidsprevalenties is een leeftijdscategorie toegevoegd. Waar eerder als bovenste categorie de groep van 80 jaar of ouder werd genomen, worden er nu prevalenties geschat voor de leeftijdsgroepen van 80 t/m 84 jaar en van 85 jaar of ouder.
- De revisie heeft impact op de schattingen. Vergeleken met de cijfers van voor de revisie is de invloed het grootst bij de hoogopgeleiden. Hun levensverwachting komt op basis van de gereviseerde methode lager uit. Dit effect is het sterkst bij de meest recente cijfers, die over de periode 2015/2018. Omdat de omgang met de gezondheidsprevalenties maar beperkt is gewijzigd zijn de veranderingen in gezonde levensverwachting, ten opzicht van de methode van voor revisie, vooral een doorwerking van de veranderingen bij de berekening van de levensverwachting.
Meer informatie
- Revisie gezonde levensverwachting naar onderwijsniveau (CBS, 2020)
- Levensverwachting naar onderwijsniveau: sterftekansen (CBS, 2020)
Regionale vergelijkingen
De regionale cijfers over levensverwachting zijn gebaseerd op sterftecijfers naar leeftijd, geslacht en regio. Er is gebruik gemaakt van het CBS-doodsoorzakenbestand over de jaren 2016 tot en met 2019. De leeftijd is onderverdeeld in 10 klassen (0-jarigen, 1-24, 25-44, 45-54, 55-64, 65-69, 70-74, 75-79, 80-84 jarigen en 85-plussers). De regio's zijn ingedeeld volgens de GGD (Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst )-indeling van 2019 en gemeentelijke indeling van 2019 (25 regio's en 355 gemeenten).
Voor de periode van vier jaar is vervolgens, met behulp van de leeftijdsspecifieke sterftecijfers, de totale levensverwachting berekend. Hierbij is gebruik gemaakt van de methodiek Sullivan (zie voor meer informatie eurohex.eu).
Landelijk gemiddelde
Bij een onderwerp is het mogelijk dat het gemiddelde bij het hoofdstuk 'Cijfers & Context' verschilt van gemiddelde bij het hoofdstuk 'Regionaal & Internationaal'. Dit kan te maken hebben met:
- het niveau waarop de informatie geaggregeerd is (van wijkniveau tot landelijk niveau);
- het presenteren van cijfers uit verschillende jaren;
- het al dan niet combineren van cijfers van verschillende jaren (bijvoorbeeld een gemiddelde van drie jaren);
- het kiezen van een verschillende standaard bij het presenteren van gestandaardiseerde gegevens.
Informatie uit internationale vergelijking
Door een andere berekeningswijze (Verschuuren et al. 2012 (Verschuuren, M., Achterberg, P. W., Gijsen, R., Harbers, M. M., Vijge, E., van der Wilk, E. A., Kramers, P. G. N., ECHI indicator development and documentation. Joint Action for ECHIM Final Report Part II, Bilthoven (2012)) ) wijken de hier genoemde WHO-HFA (Health-for-all by the year 2000. WHO-programma.) cijfers voor Nederland iets af van de nationale schattingen.