Levensverwachting voor mannen 80,3 en voor vrouwen 83,3
In 2023 was de levensverwachting (Het gemiddeld aantal nog te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd. ) bij geboorte 80,3 jaar voor mannen en 83,3 jaar voor vrouwen. De resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd was 19,2 jaar voor mannen en 21,3 voor vrouwen. Een 65-jarige man wordt naar verwachting dus 84,2 jaar en een 65-jarige vrouw 86,3 jaar.
Vrouwen leven 3 jaar langer dan mannen
De levensverwachting bij geboorte was in 2023 voor vrouwen 3,0 jaar hoger dan voor mannen. Op 65-jarige leeftijd is de levensverwachting voor vrouwen nog steeds 2,2 jaar hoger dan die voor mannen. De resterende levensverwachting is voor vrouwen op iedere leeftijd groter dan voor mannen, maar met een toenemende leeftijd neemt het verschil in resterende levensverwachting wel af.
Verschil levensverwachting door kleinere sterftekansen vrouwen vanaf 65 jaar
Het verschil in levensverwachting bij geboorte tussen mannen en vrouwen is vooral een gevolg van de kleinere sterftekansen voor vrouwen van 65 jaar en ouder. Op jongere leeftijd sterven ook (iets) meer mannen dan vrouwen, maar dit verschil in sterfte heeft een klein effect op het geslachtsverschil in de levensverwachting, omdat op jonge leeftijd relatief weinig mensen overlijden.
Vrouwen leven meer jaren in ongezondheid
De levensverwachting wordt weergegeven in jaren. Die jaren kunnen worden opgedeeld in gezonde jaren en ongezonde jaren. En hoewel vrouwen gemiddeld ouder worden dan mannen, leven mannen en vrouwen gemiddeld ongeveer even lang in goede gezondheid. Vrouwen hebben dus meer ongezonde jaren. Deze worden doorgaans doorgebracht in 'lichte' ongezondheid. Zie ook Gezonde levensverwachting.
Overlevingskans voor vrouwen op iedere leeftijd groter
De overlevingskans van vrouwen is op iedere leeftijd beter dan voor mannen. Zo is het percentage vrouwen dat nog leeft op basis van sterfte in 2023 en een hypothetisch geboortecohort op 80-jarige leeftijd 72,3%, terwijl dit voor mannen 63,2% is. Op hogere leeftijd zijn de verschillen groter dan op lagere leeftijd. Het is goed te zien dat de lijnen in de grafiek voor mannen en vrouwen vanaf 60 jaar uit elkaar gaan lopen.
Levensverwachting weer toegenomen na daling door COVID-19
Als gevolg van de sterfte aan COVID-19 was de levensverwachting (Het gemiddeld aantal nog te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd. ) bij geboorte in 2020 en 2021 voor zowel mannen als vrouwen lager dan in voorgaande jaren. In 2022 en 2023 is de levensverwachting weer toegenomen ten opzichte van de jaren ervoor.
Levensverwachting voor mannen sinds 1970 sterk gestegen
De levensverwachting bij geboorte voor mannen is in de periode 1950-2023 met 10 jaar toegenomen, van 70,3 tot 80,3 jaar. De levensverwachting was in de periode 1950-1975 vrijwel constant. Daarna steeg de levensverwachting voor mannen sterk, vooral in de periode 2002-2010.
Levensverwachting vrouwen stijgt tussen 2002 en 2014 sterk
De levensverwachting bij geboorte voor vrouwen is in de periode 1950-2023 met 10,7 jaar toegenomen, van 72,6 tot 83,3 jaar. Vooral in de periode 1950-1980 en 2002-2014 steeg de levensverwachting voor vrouwen sterk. In de periode 1980-2000 nam de levensverwachting voor vrouwen nauwelijks toe.
Stijging levensverwachting door daling sterfte hart- en vaatziekten
De stijging van de levensverwachting in de periode 2002-2014 hangt samen met de daling van de gestandaardiseerde sterfte in die periode. De sterfte daalde bij vrijwel alle leeftijdsgroepen. De daling in de sterfte in die periode wordt voor een groot deel veroorzaakt doordat de sterfte als gevolg van een hart- of vaatziekte is gedaald.
Trend in levensverwachting op 65 jaar
Sla de grafiek Levensverwachting op 65 jaar 1950-2023 over en ga naar de datatabelBron: CBS Doodsoorzakenstatistiek op CBS StatLine (De elektronische databank van het CBS. Bevat statistische informatie over vele maatschappelijke en economische onderwerpen in de vorm van tabellen en grafieken.)
In 2022 en 2023 kleine stijging levensverwachting 65-jarigen
Als gevolg van de sterfte aan COVID-19 was de resterende levensverwachting (Het gemiddeld aantal nog te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd. ) op 65-jarige leeftijd in 2020 en 2021 voor zowel mannen als vrouwen lager dan in voorgaande jaren. De afname in de resterende levensverwachting was voor mannen iets groter dan voor vrouwen. In 2022 en 2023 is de levensverwachting voor 65-jarigen weer iets toegenomen.
Levensverwachting op 65 jaar sterk gestegen sinds 1950
De resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd is in de periode 1950-2023 voor mannen toegenomen van 14,4 tot 19,2 jaar en voor vrouwen van 14,9 naar 21,3 jaar. Vooral in de periode 2002-2014 steeg de levensverwachting voor zowel mannen als vrouwen sterk. De stijging van de levensverwachting bij geboorte in de periode 2002-2014 is voor bijna driekwart het gevolg van de stijging van de levensverwachting op 65-jarige leeftijd. De trend in de levensverwachting op 65-jarige leeftijd vertoont een vergelijkbaar patroon als de levensverwachting bij geboorte. Dit patroon wordt grotendeels verklaard doordat de levensverwachting bij geboorte gerelateerd is aan de levensverwachting op de leeftijd van 65 jaar.
Invloed COVID-19 op levensverwachting groter voor mannen
In de grafiek is bij de jaren 2020 en 2021 een duidelijke knik te zien in het verschil in (resterende) levensverwachting (Het gemiddeld aantal nog te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd. ) tussen mannen en vrouwen. Deze toename van het man-vrouw-verschil wordt veroorzaakt door het feit dat de sterfte als gevolg van COVID-19 onder mannen groter was dan onder vrouwen.
Verschil levensverwachting tussen seksen afgenomen na 1980
De levensverwachting voor vrouwen is hoger dan voor mannen, zowel bij geboorte als op 65-jarige leeftijd. Het verschil in levensverwachting bij geboorte tussen mannen en vrouwen is in de periode 1980-2023 met 3,7 jaar afgenomen: in 1980 leefden vrouwen nog 6,7 jaar langer dan mannen, in 2023 nog maar 3,0 jaar. Tussen 1950 en 1980 was het verschil tussen mannen en vrouwen juist toegenomen van 2,3 tot 6,7 jaar. Het verschil in de resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd is toegenomen van 0,6 jaar in 1950 tot 4,8 jaar in 1983 en daarna weer gedaald naar 2,2 jaar in 2023. Het sekseverschil in levensverwachting bij geboorte van 2,3 jaar in 1950 is voor het grootste deel een gevolg van sekseverschillen in sterfte onder de 65 jaar. Het verschil van 2,2 jaar in 2023 is voor het grootste deel een gevolg van sekseverschillen in sterfte boven de 65 jaar.
Daling rokende mannen leidt tot kleiner sekseverschil in levensverwachting
Eén van de belangrijkste oorzaken van het afgenomen verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen in de periode 1980-2023 is de afname van het verschil tussen het aantal rokende mannen en rokende vrouwen. Het percentage mannen dat rookt, is sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw gedaald. Het percentage rokende vrouwen is toegenomen tussen 1958 en 1970 en daarna weer gedaald. Door de afname van de verschillen tussen mannen en vrouwen in rookgedrag nemen ook sekseverschillen in sterfte aan roken-gerelateerde ziekten, zoals longkanker en hart- en vaatziekten, af.
Prognose levensverwachting
Sla de grafiek Levensverwachting 1950-2070 over en ga naar de datatabelBron: Waargenomen levensverwachting (Het gemiddeld aantal nog te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd. ) (CBS StatLine); prognoses levensverwachting (CBS StatLine)
Levensverwachting zal verder stijgen
Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) verwacht op basis van analyses van sterftetrends uit het verleden dat de levensverwachting (Het gemiddeld aantal nog te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd. ) verder zal toenemen voor zowel mannen als vrouwen (CBS, 2023). Het CBS verwacht in 2070 een levensverwachting van 87,3 jaar voor mannen en 91,6 jaar voor vrouwen. Het verschil in levensverwachting bij geboorte tussen mannen en vrouwen zal naar verwachting iets toenemen van 3,0 jaar in 2023 naar 3,4 in 2070.
- M.J.J.C. Poos (RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))
- E.A. van der Wilk, red. (RIVM)