Samenvatting

In de periode 1995-1996 zijn radonconcentraties en luchtstromen gemeten in circa 1500 Nederlandse nieuwbouwwoningen (bouwjaar 1985-1993). Het onderzoek had tot doel de trend in de radonconcentratie te beschrijven en het relatieve belang van de diverse bronnen van radon in de woning te kwantificeren. In de woonkamers varieerde de concentratie tussen 5 en 400 Bq/m3. Gemiddeld bedroeg de radonconcentratie er 30 Bq/m3 bij een concentratie in de buitenlucht van ongeveer 5 Bq/m3. Dit is circa 50% hoger dan wat in 1984 werd gemeten in woningen die tot circa 1970 werden gebouwd. In de kruipruimten is de gemiddelde radonconcentratie 70 Bq/m3. In slaapkamers is gemiddeld 10% minder radon gevonden dan in de woonkamer. Uit meting van luchtstromen in en tussen woonkamer en kruipruimte kon worden afgeleid dat voor de woonkamer de bouwmaterialen de belangrijkste bron van radon zijn met een gemiddelde bijdrage van 70%. Circa 15% van het radon is afkomstig uit de kruipruimte. De buitenlucht levert een even grote bijdrage. De radonconcentratie in de onderzochte nieuwbouwwoningen bleek te worden beinvloed door het gebruik van de mechanische ventilatievoorziening en gecorreleerd te zijn met de radonconcentratie in de kruipruimte en met het totale oppervlak van de uit beton opgetrokken wanden. De lange termijn toename in de radonconcentratie wordt voornamelijk veroorzaakt door verbeteringen in de woningisolatie sinds de zeventiger jaren, wat resulteerde in een toename van de luchtdichtheid van de bouwschil met een factor vier, en in mindere mate door een stijging in het gebruik van betonproducten met een factor vier, over een periode van circa 40 jaar. Sinds 1970 is de gemiddelde radonconcentratie voor het totale woningbestand met circa 4 Bq/m3 toegenomen tot 23 Bq/m3, nog steeds de op een na laagste gemiddelde waarde in West-Europa.

Uitgever

Instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
Plaats van uitgave
Bilthoven

Identifiers

Toegangsnummer
610058006